Weinig verrassingen in de eerste beleidsnota Justitie: het moet en zal strenger.  Het regeerakkoord zette die toon al en minister Verlinden kleurt keurig verder binnen de krijtlijnen.  De nota geeft toe dat de impact – vooral ook budgettair – van heel wat plannen (vooral ook op vlak van slachtofferrechten, de eerste prioriteit voor deze minister van Justitie) nog niet is uitgeklaard, maar bepaalde zaken die eerder al de wenkbrauwen deden fronsen (zie mijn eerdere post over het regeerakkoord), worden nu wel bevestigd en krijgen een eerste uitwerking.  Dat er weinig nieuws te lezen valt over de kortetermijnaanpak van de overbevolking in de gevangenissen, is zorgwekkend.  We bespreken hieronder enkele zaken uit de beleidsnota Justitie.

Meer en zwaarder straffen

De boodschap  “meer en zwaarder straffen” , die we al zagen in het regeerakkoord, zien we ook hier terugkeren. De nieuwe minister van Justitie neemt vooral de georganiseerde en drugscriminaliteit in het vizier.  “De straffen worden … verhoogd voor deelneming aan een criminele organisatie, handel in verdovende middelen, wapenhandel, werving van minderjarigen, en witwassen van geld in het kader van een criminele organisatie of door meldingsplichtigen” (p. 28, zie ook p. 38).  De minister wil het ook mogelijk maken om “….de nationaliteit van een persoon vervallen te verklaren bij een veroordeling in het kader van de georganiseerde criminaliteit of andere vormen van ernstige criminaliteit”.   De strijd tegen de wapenhandel wordt opgedreven.  Ontsnappen uit de gevangenis en het doorknippen en/of saboteren van een enkelband wordt strafbaar (p. 28) en er komt een nieuw misdrijf, nl. de zgn. “verkeersdoodslag” (p. 42).  Er wordt ook gekeken naar de strafbaarstelling van “…het verheerlijken van terroristische organisaties die voorkomen op de Europese lijst van terroristische organisaties, met inachtneming van het recht op vrijheid van meningsuiting” (p. 39).

In het lange hoofdstuk over slachtofferrrechten wordt er geanticipeerd op nieuwe Europese ontwikkelingen rond versterking van het strafrecht inzake seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen.  Het zou moeten leiden tot ruimere definities en zwaardere straffen: de regering zal zich “met prioriteit” inzetten voor de omzetting ervan in nationale wetgeving (p. 10). Her en der in de beleidsnota lezen we dat de strijd ook tegen andere fenomenen wordt opgedreven. Zo noemt de nota o.m. gedwongen huwelijken, genitale verminking en eergerelateerd geweld,  mensenhandel en -smokkel en geweld tegen personen met een maatschappelijke functie.  

Maar de nieuwe gestrengheid blijkt ook op andere vlakken: de kosten van psychologische ondersteuning van slachtoffers wil de overheid voortaan verhalen op de dader (p. 8) en veroordeelden die zich hebben kunnen “verrijken dankzij criminele activiteiten” zullen een bijdrage moeten leveren in de kosten van hun detentie.  De nota verwijst hiervoor naar de successen van “SKY ECC” en de druk die deze legt op de gevangeniscapaciteit (p. 38).  Het moet ook lastiger worden om Belg te worden (er komt een nationaliteitsexamen, de bijdrage verhoogt naar 1,000 euro, weigeringsgronden worden ingevoerd, …) en gemakkelijker om de nationaliteit te verliezen (p. 21).  De verplichte terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank moet uitgebreid worden, bij o.m.  “… terroristische misdrijven en feiten van kindermisbruik en/ of -mishandeling”.  Er zal ook onderzocht worden of de straf uitgebreid kan worden in de tijd (p. 31). 

Opmerkelijk is hoe de beleidsnota de strafuitvoeringsmodaliteiten kop van jut maakt. “Strafuitvoeringsmodaliteiten zoals voorwaardelijke invrijheidstelling, uitgaansvergunningen en penitentiaire verloven zorgen voor een discrepantie tussen de opgelegde gevangenisstraf en het gedeelte dat effectief in detentie wordt doorgebracht. Dit leidt tot een gevoel van straffeloosheid en recidive” (p. 30). Het is even slikken, maar het staat er weldegelijk: de voorwaardelijke invrijheidstelling, de uitgaansvergunningen en penitentiaire verloven  …leiden tot een gevoel van straffeloosheid en recidive.  Daarmee zet de beleidsnota een fundament van onze (Europese) strafuitvoering op losse schroeven – nl. het werken aan re-integratie en het stapsgewijs aanhalen van de banden met de vrije samenleving tijdens detentie – en wekt de indruk dat dergelijke strafuitvoeringsmodaliteiten zelfs het tegenovergestelde bewerkstelligen van wat ze beogen: volgens de nota werken ze recidive in de hand i.p.v. dat ze de re-integratie bevorderen.  Door dergelijke strafuitvoeringsmodaliteiten – die bij wet zijn geregeld en al vele jaren onderdeel vormen van ons strafuitvoeringssysteem  – daarenboven op dubieuze wijze in verband te brengen met het “gevoel van straffeloosheid” maakt de beleidsnota deze modaliteiten dubbel verdacht. Het is de minister in elk geval menens: de toelaatbaarheidsdrempels voor de voorwaardelijke invrijheidstelling moeten omhoog en  de voorwaarden voor het penitentiair verlof en de uitgaansvergunning worden aangescherpt “…zodra de overbevolking in de gevangenissen is teruggebracht” (p. 30).

In de gevangenissen zullen ‘time-out’ afdelingen ingericht worden waar agressieve gedetineerden en geïnterneerden tijdelijk kunnen worden geplaatst. Er komen daartoe ook “beveiligde cellen” (p. 48). Voor bepaalde categorieën van gedetineerden (radicalisering/terreur en georganiseerde misdaad)  komen er bijkomende veiligheidsmaatregelen: “We weten dat dynamische veiligheid en een goede relatie tussen medewerkers en gedetineerden de basis zijn van een veilige gevangenis. Om die te kunnen blijven garanderen voor het gros van de gedetineerden, moeten we voor high target profielen naar een aangepaste manier van werken gaan, op maat van de risico’s die zij stellen. We moeten verhinderen dat zij hun criminele activiteiten vanuit de gevangenis kunnen verderzetten en ervoor zorgen dat de veiligheid van medewerkers en de medegedetineerden wordt gegarandeerd” (p. 49).  Hier zindert de inspiratie vanuit Italië door, waar we het eerder al over hadden (zie “De magie van matroesjka” of “La croisade contre le narcoterrorisme: vers des prisons anti-mafia?”).

Tussen al dat aanscherpen door valt ook een enkele versoepeling op: de wapenwet moet aangepast worden zodat geluiddempers en nachtkijkers ingezet kunnnen worden om everzwijnen te bestrijden (p. 22).

De overbevolking: een hoog “déjà vu”-gehalte

Hoe de overbevolking aanpakken?  De minister noemt vier maatregelen: “extra capaciteit, de terugkeer van niet-Belgen en gedetineerden zonder verblijfsrecht, correcte zorg voor geïnterneerden en een sterkere begeleiding en opvolging tijdens en na detentie” (p. 43). 

Ten eerste, op vlak van capaciteit wordt er ingezet op een optimale benutting van de beschikbare capaciteit door een evenwichtige spreiding van gedetineerden en de uitbouw van het gevangenispark. Cijfers worden niet gegeven en een tijdspad ontbreekt, maar er is wel sprake van een nieuw (vierde) masterplan, waarbij er o.m. verder wordt ingezet op kleinschalige detentie, de bouw van geprefabriceerde modulaire eenheden, het langer openhouden van  oude gevangenissen en het verkennen van de huur, aankoop of bouw van gevangeniscapaciteit in het buitenland “….waar veroordeelde gedetineerden zonder verblijfsrecht hun straf kunnen uitzitten en van daaruit kunnen worden uitgewezen naar hun land van herkomst” (p. 44). Vooral die laatste piste is, zo stelt de minister in haar beleidsnota, “een werk van lange adem” (p. 44).  

Ten tweede, gedetineerden zonder verblijfsrecht moeten het land uit. De minster wil “prioritair en maximaal” inzetten op de terugkeer van gedetineerden naar hun land van herkomst (p. 45).

Ten derde, geïnterneerden horen niet thuis in de gevangenis.  Er wordt gestreefd “….naar voldoende plaatsen in gespecialiseerde instellingen en forensisch psychiatrische centra (FPC’s) om geïnterneerde personen de nodige zorg en begeleiding op maat te kunnen bieden” (p. 45).  Er zal ook onderzocht worden of het mogelijk is “…om bijkomende capaciteit te creëren in afwachting van de ingebruikname van de geplande FPC’s, door bestaande gebouwen een herbestemming te geven en door op de sites van de FPC’s geprefabriceerde modulaire eenheden te plaatsen” (p. 45). 

Ten vierde, er moet meer zorg zijn voor gedetineerden en hun re-integratie.  Hier wordt verwezen naar de verdere uitrol van detentiebegeleiders in de gevangenissen, de behandeling van zedendelinquenten en verslaafden, verplichte drugtesten die “een aanklampende opvolging en desgevallend ook een disciplinair gevolg” krijgen (p. 46) en, indien de budgetten het toelaten, forensische detentiecentra (FDC’s) voor gedetineerden met ernstige psychische aandoeningen en stoornissen. Aangezien dergelijke initiatieven bijdragen aan de reclassering en re-integratie van gedetineerden en recidive voorkomen, hoopt de minister dat ze sneller in aanmerking komen voor strafuitvoeringsmodaliteiten en dat dit een positief gevolg zal hebben op de uitstroom (p. 48).

Tot slot

Tegen 1 januari 2026 zou er een sociaal akkoord moeten komen om de werkomstandigheden van het gevangenispersoneel te verbeteren. Het akkoord is erop gericht “het beroep aantrekkelijker te maken, het gebrek aan gevangenispersoneel aan te pakken, de aanwervingsprocedures te optimaliseren, het absenteïsme terug te dringen en de medewerkers beter op te leiden”.  Er zal daarbij ook ingezet worden op de veiligheid van het personeel (pp. 25-26). Andere zaken in de nota zijn wellicht moeilijker verteerbaar voor het personeel: de gegarandeerde dienstverlening tijdens stakingen moet er komen vanaf de eerste dag (pp. 49-50) en men kijkt naar de inzet van private bewakingsfirma’s om de personeelstekorten in de gevangenissen aan te pakken (p. 44).

Wat met de gemeenschapsstraffen?  De nota zegt er niet zoveel over, tenzij het opnieuw gaat over het inperken of verstrengen van de toepassing ervan.  Zo komt het elektronisch toezicht enkele keren ter sprake: wie materiaal saboteert en/of doorknipt, kan daarvoor gestraft worden en komt gedurende een wettelijk vastgestelde periode niet meer in aanmerking voor elektronisch toezicht (p. 28); elektronisch toezicht in het kader van voorlopige hechtenis kan niet langer bij tienerpooierschap, terrorisme en handel in verdovende middelen als leider (p. 29);  elektronisch toezicht wordt wel mogelijk met voorwaarden bij voorlopige hechtenis om “de druk op de gevangeniscapaciteit te beheersen” (p. 29).  De werkstraf wordt even te sprake gebracht om te wijzen op de  “strengere gevolgen” bij de “…bewuste volledige of gedeeltelijke niet-uitvoering van de werkstraf” (pp. 30-31). Probatie blijft onvermeld.  

Bij de vier maatregelen in de strijd tegen de overbevolking worden de gemeenschapsstraffen vreemd genoeg niet genoemd.  

Die vier maatregelen lijken sowieso te beperkt en zijn eigenlijk niets nieuws onder de zon. Op vlak van extra capaciteit ontbreken de cijfers (hoeveel plaatsen zijn er nodig bij ongewijzigd beleid?; Wat is de impact van het nieuwe beleid, met verdere verstrengingen, strafverzwaringen, …?; Wat met de bestaande noodmaatregelen, zoals het verlengd penitentiair verlof?; …)  en laat de beleidsnota het thema van de regulering van de capaciteit – nochtans aanbevolen door de CTRG, door de Penitentiaire Beleidsraad en recent in de Kamer –  geheel onbesproken. Over de noodmaatregelen van Mathilde Steenbergen wordt met geen woord gerept. Op korte termijn wordt enkel verwezen naar de bouw van prefab-modules en het openhouden van oude gevangenissen. 

Ondanks het feit dat bij herhaling  (in 2011 bijvoorbeeld door het Rekenhof en zeer recent tijdens een hoorzitting van 14.01.25 in de Kamer) gewezen werd op de te hoge verwachtingen van de maatregel om mensen zonder recht op verblijf terug te sturen,  blijft deze opnieuw een kernelement in deze nota. 

Dat geïnterneerden niet thuishoren in de gevangenis: zowat elke minister van Justitie heeft dat de afgelopen decennia plechtstatig verklaard, maar doeltreffende stappen ontbraken – en ze lijken ook nu te ontbreken. 

De vierde strategie in de beleidsnota staat dan weer op gespannen voet met de geplande aanscherpingen van de strafuitvoeringsmodaliteiten: bijkomende inspanningen voor behandeling en begeleiding kunnen inderdaad de re-integratie bevorderen en recidive verminderen, maar hoe dit rijmen met het verhogen van de toelaatbaarheidsdrempels voor voorwaardelijke invrijheidstelling of het aanscherpen van de mogelijkheden voor penitentiair verlof of uitgaansvergunningen?

Het is het één of het ander. 

2 thoughts on “ Het moet en zal strenger: straffen in de eerste beleidsnota Justitie ”

Leave a comment